Columns
Column: Ambitie in de verkeerde positie

Na enkele weken zonder overwinning wist FC Twente afgelopen zondag, hetzij met een flinke dosis geluk, eindelijk weer eens de volle buit te pakken. In de Grolsch Veste werd AZ pas in de 93e minuut verslagen door een schitterend doelpunt van Duŝan Tadić. Niet alleen de prachtige treffer maakte veel indruk op mij, ook de ontlading bij de spelers en de technische staf baarde opzien. Terwijl Michel Jansen en Alfred Schreuder werden bedolven onder uitzinnige spelers, galmde de naam van de doelpuntenmaker door het stadion. Niet alleen voor mij, maar voor iedereen die FC Twente een warm hart toedraagt, moet dit een fantastisch plaatje zijn geweest. Desalniettemin maakte mijn enthousiasme al gauw plaats voor een meer realistische blik op de werkelijkheid. Er volgen immers nog zes wedstrijden, en met de moordende concurrentie voor de tweede plaats, is het ‘do or die’.
Denkend aan zowel de sportieve als de financiële belangen van deze zes wedstrijden, is de term ‘do or die’ zeker geen overdreven verwoording. De prestaties van de komende weken bepalen namelijk grotendeels wat er volgend seizoen qua investeringen mogelijk is. Bovendien zal de uiteindelijke plaats op de ranglijst uitwijzen hoe de selectie er komend seizoen uit komt te zien. Plaatsing voor de voorronde van de Champions League maakt het mogelijk om spelers als Tadić en Gutiérrez over te halen voor een langer verblijf, terwijl tegelijkertijd nieuwe spelers aangetrokken kunnen worden door deze ‘pullfactor’.
Al met al zijn de belangen enorm. Misschien verklaart dit waarom ik vorige week enkele keren mijn bedenkingen had over uitspraken van onder andere Børven, Eghan en Mokhtar. Na teleurstellende resultaten tegen achtereenvolgens FC Utrecht en Go Ahead Eagles, kwamen deze mannen met ambitieuze uitspraken over hun toekomst. Zo sprak Børven over zijn droom om ooit in de Bundesliga te spelen, deelde Eghan vrolijk mee dat hij de beste van de wereld wilde worden en legde Mokhtar uit dat hij als vervanger van Tadić was gehaald. Kortom, uitspraken waarin het eigen belang een grote rol speelde en waarin weinig rekening werd gehouden met de gefronste wenkbrauwen van mokkende supporters.
Ondanks de jeugdige leeftijd van de spelers en de mogelijke invloed van het journalistieke werk, kaart ik hier wel een wezenlijk probleem aan. Natuurlijk is het mooi om te lezen hoe ambitieus en leergierig deze spelers zijn, maar aan de andere kant zit er ook een nare smaak aan zulke uitspraken. Na de winterstop bekroop mij namelijk het gevoel dat veel spelers zich meer en meer bezighielden met hun eigen verrichtingen. Voor de winterstop hebben zij meerdere malen aangetoond over een uitstekende combinatie van talent en ‘teamwork’ te beschikken. Dit heeft een aantal knappe resultaten opgeleverd, maar er zijn ook wedstrijden volstrekt onnodig omgezet in verliespartijen of in gelijke spelen. Vermoedelijk zijn enkele spelers een tikkeltje overmoedig geworden, nadat zij bleven aantonen mee te kunnen draaien met de traditionele Nederlandse topclubs.
Naar mijn idee was het niet erg handig om na enkele teleurstellende weken, waarin nauwelijks punten werden behaald en waarin de titel definitief uit zicht is geraakt, uitspraken te doen over individuele ambities. Bovendien sloten deze uitspraken totaal niet aan bij de geleverde prestaties. Zowel de prestaties van het team, als de individuele prestaties vielen de laatste weken tegen. Juist op dit soort momenten lijkt het mij verstandiger om torenhoge ambities te verzwijgen en te laten merken dat je alles in staat stelt om de tegenvallende prestaties zo snel mogelijk te verbeteren. Niets is namelijk belangrijker dan de club, zeker niet de toekomstplannen van een speler die ondermaats presteert.
Rutger Brunink

Plaats een reactie