Nieuws

Column: 'Ik wens ze veel sterkte, de spelers van Jong FC Twente'

Column: 'Ik wens ze veel sterkte, de spelers van Jong FC Twente'

Waar ik mij altijd erg op verheug, vlak voordat de competitie begint, is de eerste column van Johan Derksen direct na zijn vakantie. Meestal is die voor driekwart gevuld met concertverslagen van bandjes die niemand kent.

Johan vertelt elk jaar dat wij lekker op onze luie reet ergens op een camping in Bakkum zaten te luisteren naar de Arbeidsvitaminen of nog erger, Sky Radio, terwijl hij in een klein plaatsje vlak onder Austin samen met veertig rednecks naar het aanstormende banjo-fenomeen Willie Blind McDougal stond te kijken.

Het fijne is dat je het Johan – doordat je zijn stem kent – hoort zeggen terwijl je de zinnen leest. Heerlijke zinnen die je hem zo, met drie ons barbecuesaus in zijn snor, voor zich uit hoort mompelen.

'Het is ver weg, de alledaagse waanzin van de bedrijfstak voetbal, een stinkend wereldje, vol met kleine, volgevreten blaaskaken, die zesduizend keer het salaris verdienen van Doug Rusty Mouthwater, de half zwarte gitarist van The Fingerlicking Good Beardmessengers, een volkomen onbekende band die ik gisteren zag optreden in Joe Sloppy's Saloon. Op dat soort momenten is Nederland heel ver weg.'

Ik geloofde Johan nooit als hij in zijn terugkomst-column uitlegde dat het hem letterlijk geen bal interesseerde wat hier in Nederland op voetbalgebied allemaal gebeurde. Nu wel. Op het moment van schrijven zit ik in een appartement in New York, hoor ik het verkeer in mijn rug duwen en zit ik nog na te waggelen van een concert dat ik gisteren zag en hoorde: saxofonist Joshua Redman met zijn nieuwe kwartet James Farm.

Ik snap Johan nu veel beter. Je moet naar Amerika als je het voetbal even helemaal uit je hoofd wilt spoelen. Over een week ben ik gewoon weer uw nederige dienaar en maak ik me druk om de uitshirts van Heerenveen, maar vandaag breng ik het niet op. De omgeving staat dat niet toe. Denken aan voetbal, midden in New York, is volkomen belachelijk.

Laat ik in deze column toch de momenten beschrijven dat ik in Amerika even aan voetbal dacht. Dat waren er precies twee. De eerste keer was anderhalve week geleden, toen ik in het stadion van de New York Yankees naar de honkbalwedstrijd tegen de Boston Red Sox keek. Ik heb vroeger fanatiek gehonkbald. Van tevoren werd mij verteld dat de rivaliteit tussen deze twee clubs legendarisch is. Een razernij die al minimaal honderd jaar duurt. Ik zou wat gaan beleven.

Op weg naar het stadion zat ik in een metrowagon volledig gevuld met Yankees-fans en Red Sox-aanhangers. Allemaal dwars door elkaar. Ik heb Yankees-fans zien opstaan voor oudere Red Sox-supporters. Gezamenlijk liep de hele horde naar het stadion, keek de wedstrijd – die de Yankees verloren – en daarna keerde iedereen weer tevreden huiswaarts.

Ik heb niemand zien vechten. Ik heb ook geen spreekkoren gehoord. Heel af en toe werd er iets geroepen en dan moest er iemand lachen. Dat was het wel. Tussendoor werden er kilo’s gefrituurd eten naar binnen gestouwd. Vreemd genoeg was ik daar heel even trots op de Nederlandse verziekte mentaliteit.

Natuurlijk, het gaat om de sport en je kunt zeggen: Kijk, zo kan het dus ook, maar ik had toch graag een Nederlands opstootje gezien. Een Red Sox-fan op zijn buik ergens in een hoek van het stadion met tachtig chicken wings in zijn broek gepropt. Ik zal wel ziek zijn, maar ik ben eerlijk: ik miste de oprechte haat een beetje. Het dierlijke. Voetbal echt zien als een wedstrijd, een slag tussen twee kampen en niet als een totaalpakket aan feestelijkheden waar toevallig nog wat tussendoor wordt gesport.

Dat is wat ik hier over mijzelf leerde. Ik ben bedorven, maar op een goede manier. Ik denk dat ik meer van sport houd dan Amerikanen van sport houden. Amerikanen houden van het gelul eromheen, het gevreet tussen de breaks door. Daarom ligt in elke Amerikaanse sport het spel om de twaalf seconden dood. Om te vreten. Ik vond de Wedstrijd van het Jaar in New York teleurstellend mat en lusteloos, terwijl er weergaloos werd gehonkbald. Ik miste de schandalige spreekkoren.

De tweede keer dat het Nederlandse voetbal mijn hoofd binnenwaaide was gisteren. Ik las op twitter dat Patrick Kluivert iets gaat doen bij FC Twente. Ik wist toen nog niet wát hij ging doen. Dus kon ik daar even over fantaseren. Verkeersregelaar op het parkeerterrein, dat viel eigenlijk meteen af. Dat kun je niet hebben, iemand die zich tijdens zijn eerste werkdag met een sportwagen dwars door 94 auto's heen maait en daarvoor twintig jaar later pas zijn excuses aanbiedt.

Het leek mij ook uitgesloten dat Patrick iets ging doen waarvoor je meer dan twintig lettergrepen moet kennen. Ik schat Patricks woordenschat, nadat ik hem enkele keren als analist aan het werk had gezien, op ongeveer veertien woorden, waaronder dan ook nog de woorden ik, mij natuurlijk en duidelijk. Zo iemand, leek mij, laat je geen werk doen waarbij je moet praten.

Patrick lijdt aan een bekend voetballersyndroom: De ziekte van Bredel. Je voelt je een spreker, maar dan vooral in je eigen schedel. Niemand lult zo raar als Patrick Kluivert. Laten we eerlijk zijn. Patrick was een geweldige spits. Hij stond vaak op de goede plek, hij heeft wedstrijden beslist. Dat was zijn vak. Mooi. Maar Patrick moet niet praten. Zoals een keeper tijdens een wedstrijd niet drie keer moet willen scoren, zo moet Patrick niet willen praten. Hij kan dat niet, maar niemand durft het tegen hem te zeggen.

Patrick Kluivert wordt de nieuwe trainer van Jong FC Twente. Daar zijn de verdedigers, middenvelders en de keeper van dat team lekker klaar mee. Als spits steek je er misschien nog wat van op, als Kluivert grommend laat zien hoe je op doel moet schieten, maar verder sluit ik uit dat Patrick wat dan ook aan wie dan ook kan uitleggen. Simpelweg doordat hij maar veertien woorden spreekt.

Daar sta je dan, als jonge aanwinst van FC Twente en je krijgt het volgende verhaal: 'Vanuit positie uitduwen, dus links inpassen, zoals ik dus natuurlijk. Probeer maar.' Je doet als Twente-speler je ogen dicht en denkt net als Johan en ik aan een ruimte vol Amerikanen en jij daar middenin, met je bek vol saus. Even geen voetbal. Ik wens ze veel sterkte, de jongens van Jong Twente.

Nico Dijkshoorn

Plaats reactie

666

0 reacties

Laad meer reacties

Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.

Bekijk alle reacties